De Raad van Nicea, het eerste oecumenische debat gehouden door de vroege christelijke kerk, wordt afgesloten met de oprichting van de leer van de Heilige Drie-eenheid. Opgericht door de Romeinse keizer Constantijn I in mei, beschouwde de raad ook het Ariaanse geloof van Christus als inferieur aan God als ketters en loste daarmee een vroege kerkcrisis op.
De controverse begon toen Arius, een Alexandrijnse priester, de volledige goddelijkheid van Christus in twijfel trok omdat, in tegenstelling tot God, Christus werd geboren en een begin had. Wat begon als een academisch theologisch debat, verspreidde zich over christelijke gemeenten in het hele rijk en bedreigde een schisma in de vroege christelijke kerk. Romeinse keizer Constantijn I, die zich in 312 bekeerde tot het christendom, riep bisschoppen uit zijn hele rijk om de crisis op te lossen en drong aan op de aanneming van een nieuw credo dat de dubbelzinnigheden tussen Christus en God zou oplossen.
Bijeenkomst in Nicea in het huidige Turkije, vestigde de raad de gelijkheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in de Heilige Drie-eenheid en beweerde dat alleen de Zoon werd geïncarneerd als Jezus Christus. De Arische leiders werden vervolgens verbannen uit hun kerken voor ketterij. Keizer Constantijn zat de opening van de raad voor en droeg bij aan de discussie.