Terwijl de Democratische Nationale Conventie van start gaat in Chicago, trekken duizenden anti-oorlogsdemonstranten de straten van Chicago in om te protesteren tegen de Vietnam-oorlog en de steun van de Democratische topkandidaat, vice-president Hubert Humphrey. Tijdens de vierdaagse conventie botsten de meest gewelddadige in de Amerikaanse geschiedenis, politie en nationale guardsmen met demonstranten buiten het Internationale Amfitheater, en honderden mensen, waaronder onschuldige omstanders, werden geslagen door de politie van Chicago. Het geweld stroomde zelfs de congreszaal binnen, terwijl bewakers afgevaardigden en leden van de pers ruw maakten, inclusief CBS News-correspondent Mike Wallace, die in het gezicht werd geslagen. Op 29 augustus kreeg Humphrey de nominatie en het congres eindigde.
In de nasleep van de conventie beschreef een federale commissie die de conventie onderzocht een van de confrontaties als een "politie-rel" en gaf de burgemeester van Chicago Richard Daley de schuld voor het aanzetten tot geweld tegen zijn politie. Niettemin werden acht politieke radicalen, de zogenaamde 'Chicago Eight', gearresteerd op beschuldiging van samenzwering om het geweld aan te wakkeren, en in 1969 begon hun proces in Chicago, wat leidde tot nieuwe protesten in de stad.